Een lidwoord is een woord dat voor een zelfstandig naamwoord staat en aangeeft of het om iets specifieks of iets algemeens gaat. In het Nederlands zijn er drie lidwoorden:
De - Dit lidwoord wordt gebruikt voor de meeste zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud en voor alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud.: voorbeeld: de man, de tafel, de boeken.
Het - Dit lidwoord wordt gebruikt voor sommige zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud, vaak voor woorden van het onzijdige geslacht. Voorbeeld: het huis, het kind, het boek.
Een - Dit is het onbepaalde lidwoord en wordt gebruikt wanneer het niet om iets specifieks gaat. Voorbeeld: een man, een tafel, een huis.
Lidwoorden helpen om duidelijk te maken over welke persoon, zaak of object het gaat en spelen een belangrijke rol in de Nederlandse zinsbouw.